Verdriet

 

Terwijl Machiel Tobias naar bed brengt, maak ik me klaar voor een avondwandeling. Ik heb net mijn sjaal omgedaan als mijn zoon me vanaf de eerste verdieping roept. Aan zijn stem hoor ik dat zijn keel dichtgeklemd zit met een opgekropte emotie. Mijn intuïtie dirigeert me de trap op.

 

Met mijn sjaal nog om en sportschoenen nog aan ga ik op de rand van zijn bed zitten. Tobias kijkt verdrietig, Machiel ligt ernaast en is stil. Hier is wat moederlijke superkracht nodig. Ik vraag wat er scheelt.

 

Het gaat om een speelafspraak die we de volgende dag hebben staan. Ik heb gratis ‘kaartjes’ voor het Bieblab, een activiteit die onze bibliotheek organiseert voor kinderen die houden van technische uitdagingen. Eerder waren we daar al eens met Tobias' beste vriend Sven. Het idee was dat Sven morgen ook mee zou gaan. Maar Sven wil niet mee. Sven wil òf bij hem thuis afspreken óf anders met een ander kind afspreken.

 

Oké, dat zijn de feiten. Met nog meer vragen probeer ik helder te krijgen wat daaromheen allemaal rondspookt in zijn hoofd. Mijn zoon wil wèl graag naar het Bieblab, maar niet zonder Sven, en hij is verdrietig dat het daar nu op uit lijkt te draaien. Bij Sven gaan spelen wil hij niet, omdat hij het niet eerlijk vindt dat het zo gaat. Dus zal het de eerste woensdag in acht weken zijn dat hij niet met Sven speelt op woensdagmiddag. Hij voelt zich in de steek gelaten door zijn vriend en is bang dat Sven zijn vriend niet meer wil zijn. En hij ziet op tegen een woensdagmiddag zonder speelafspraak, want hij denkt dat zijn andere vrienden vast niet kunnen spelen.

 

Ik ben dankbaar dat hij deze woorden kan geven aan zijn verdriet. Wanneer hij zijn verdrietige en bange gedachten heeft uitgesproken, kunnen we de zwaarte ervan samen dragen, en blijkt alles al wat minder zwaar en donker dan toen het nog in zijn hoofdje beklemd zat. Soms heb ik een helpend idee of zelfs een oplossing, maar soms ook niet. Hoe dan ook; als we erover hebben gepraat, kan hij alles wat beter overzien. En als ik zijn emoties erken, ontstaan de ruimte en veiligheid voor ontlading. Zijn dikke tranen voelen dan als een verlossende regenbui op een klamme zomerdag, die de zware lucht verdrijft en de boel weer fris en helder achterlaat.

 

Maar hoewel zijn probleem nu wel uitvoerig besproken is, blijven de verlossende tranen achterwege. Zijn keeltje blijft dichtgeknepen, zijn lip trilt. Er speelt nog iets anders mee. Maar wat? Ik ben even stil en wacht op ideeën, op de juiste vraag. Ik aai hem over zijn hoofd, leg zijn hand tegen mijn wang en geef er kusjes op.

 

‘Ga maar naar beneden,’ zegt hij dan plotseling. ‘Ik wil je niet ophouden, en ik moet gaan slapen.’ Hij herinnert me aan de regels van het avondritueel: tot kwart voor acht wordt er voorgelezen en geknuffeld, dan mag hij nog tot kwart over acht lezen en is het tijd om te gaan slapen. Die regels zijn absoluut helpend, maar nu blijkt maar weer eens dat het leven zich daar niet altijd aan houdt. Daarom hanteren we het principe van de uitzondering.

 

‘Nee schat, tranen zijn een uitzondering. Ik wil graag bij je blijven als je je zo verdrietig voelt.’ En dan komt de aap uit de mouw. Nog maar twee weken geleden was er een crisis ontstaan rond het slapengaan, en in die tijd hebben we hem, uit pure wanhoop, twee avonden alleen in bed laten huilen. Ik had gezworen dat ik dat nooit meer zou doen, maar had geen andere mogelijkheid gezien.

 

Ineens weet ik de juiste vraag: ‘Ben je bang dat je straks weer alleen in je bed ligt te huilen en dat wij er dan niet voor je zijn?’ Nu komen de tranen. De gedachte aan dat hij weer alleen in bed zou liggen, zich weer in de steek gelaten voelend, hield zijn keel op slot en de tranen binnenboord.

 

Ik wil hem zeggen dat dit ook weer een uitzondering is, dat papa deze keer bij hem zal blijven tot hij slaapt, maar hier en nu durf ik niet meer op mijn intuïtie te varen. De vorige keer dat ik bij hem wilde blijven totdat hij sliep, verergerde dat de crisis. Ik blijf even stil, allerlei overwegingen schieten door mijn hoofd. Dit is weer een andere situatie dan twee weken geleden, zaken van toen spelen nu niet meer mee. Ik wil het risico op een nieuwe crisis niet lopen, maar ik wil hem ook niet huilend achterlaten. Het is zo’n typisch geval van kiezen tussen twee kwaden. Wat doe ik, hoe hak ik de knoop door?

 

Machiel, die al die tijd heeft liggen luisteren naar ons gesprek, zegt zacht: ‘Ik denk dat dit een uitzondering is, ik wil graag bij jou blijven liggen tot je slaapt.’ Maar Tobias heeft dezelfde tweestrijd als ik en herinnert ons aan de crisis: ‘Ik moet leren om zelf in slaap te vallen, anders kan ik morgen weer niet slapen..!’ Deze onduidelijkheid is teveel voor hem, hij jammert moe en wanhopig. De knoop moet doorgehakt.

 

‘Lieve schat, ik kies nu. Papa blijft bij jou liggen tot je slaapt. De afgelopen week kon jij goed zelf in slaap komen. Dat kun jij morgen ook weer. Vandaag maken we een uitzondering.’ Ik weet niet of hij overtuigd is of gewoon uitgeput, maar hij protesteert niet. Hij gaat nog even plassen en vraagt zijn standaardvraag voor het slapengaan: ‘Laten jullie me ook nog even plassen als jullie gaan slapen?’ Zijn stem is weer normaal, zijn keel zit niet meer dicht. Voor nu is de crisis bezworen, morgen zien we wel verder.

 

Volgende blog: Verandering

 

Reactie schrijven

Commentaren: 2
  • #1

    Sylvia (donderdag, 25 april 2024 17:49)

    Mooi omschreven en ik denk heel hekenbaar, ook voor moeders van kinderen die de diagnose autisme niet hebben���

  • #2

    Anne Te Boekhorst (donderdag, 25 april 2024 19:45)

    Slaap lekker lief manneke